Rechtbank Zeeland-West-Brabant oordeelt dat de staatssecretaris met zijn brief uit 1975 het in rechte te beschermen vertrouwen wekt dat X de voor het privégebruik van de auto verschuldigde btw ten laste van zijn winst kan brengen.
Tot het ondernemingsvermogen van X behoort een auto, die hij ook voor privé gebruikt. De over het privégebruik verschuldigde btw bedraagt € 877. X brengt dit bedrag van € 877 in aftrek op zijn winst. De inspecteur is echter van mening dat dit niet mogelijk is, en corrigeert de IB-aangifte. X beroept zich vervolgens op de brief van de staatssecretaris van 17 januari 1975, no. B75/176. In deze brief geeft de staatssecretaris aan dat hij niet in cassatie gaat tegen de uitspraak van Gerechtshof Den Haag van 16 december 1973, nr. 126/1974 (BNB 1975/207).
Rechtbank Zeeland-West-Brabant oordeelt dat de staatssecretaris met zijn brief uit 1975 het in rechte te beschermen vertrouwen wekt dat X de voor het privégebruik van de auto verschuldigde btw ten laste van zijn winst kan brengen. De rechtbank stelt hierbij vast dat de staatssecretaris in zijn brief aangeeft dat de uitspraak van het hof met betrekking tot het privégebruik tot richtsnoer wordt genomen, en dat deze toezegging tot op heden niet is ingetrokken. Volgens de rechtbank volgt uit de uitspraak van het hof dat met de toepassing van de bijtelling voor het privégebruik van de auto op basis van art. 3.20 Wet IB 2001 volledig rekening is gehouden met de onttrekking wegens privégebruik. Het nadrukkelijke gevolg daarvan is dan dat de verschuldigde btw voor de bijtelling voor het privégebruik van de auto ten laste van de winst uit onderneming komt.
Wetsartikelen:
Wet inkomstenbelasting 2001 3.25
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Inkomstenbelasting, Omzetbelasting
Instantie: Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Editie: 13 mei
Focus: Focus
Carrousel: Carrousel