Rechtbank Noord-Holland oordeelt dat X er niet in slaagt het bewijs te leveren dat dat er tussen X en A een zakelijke huurovereenkomst bestaat. A wordt aangemerkt als toeslagpartner zodat zijn inkomen meetelt voor de berekening van de hoogte van de huurtoeslag en kindgebonden budget.

X woont met drie thuiswonende kinderen op hetzelfde adres. Vanaf 16 mei 2013 staat A op hetzelfde woonadres ingeschreven. X ontvangt over 2015 een voorschot huurtoeslag en een voorschot kindgebonden budget van samen bijna € 7.000. Als de inkomensafhankelijke bedragen definitief worden vastgesteld op samen € 500, verzet X zich hiertegen. In geschil is of A kan worden aangemerkt als toeslagpartner van X. X vindt van niet. X stelt dat A bij haar op zakelijke gronden een kamer huurt.

Rechtbank Noord-Nederland oordeelt dat X niet het bewijs levert dat sprake is van een zakelijke huurovereenkomst tussen X en A. X heeft geen geloofwaardige verklaring voor de afwijking in huurprijs in de drie door haar overgelegde huurovereenkomsten die op dezelfde dag zijn ondertekend. Verder valt uit de overgelegde bankafschriften niet op te maken dat A geldopnamen heeft gedaan voor de betaling van huur. Tot slot zijn de door X overgelegde kwitanties voor ontvangen huur op zichzelf onvoldoende om te concluderen dat A daadwerkelijk huur heeft betaald op grond van een zakelijke overeenkomst. Het hof oordeelt dat de inspecteur A terecht voor 2015 aanmerkt als toeslagpartner van X en terecht zijn inkomen heeft meegenomen bij de berekening van de hoogte van de huurtoeslag en het kindgebonden budget. Het beroep van X is ongegrond.

[Bron Uitspraak]

Wetsartikelen:

Algemene wet inkomensafhankelijke regelingen 3

Informatiesoort: VN Vandaag

Rubriek: Toeslagen en zorgverzekeringswet

Instantie: Rechtbank Noord-Holland

Editie: 13 mei

16

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen