Stichting X organiseert jaarlijks een multicultureel festival. Het evenement wordt grotendeels gefinancierd door middel van subsidies en sponsorbijdragen. Daarnaast zijn er inkomsten uit horecaverkopen, markten, de verkoop van vlaggen, het verzorgen van previews en pacht (standhuur), De entree van het festival is gratis. In 2007 wordt bij een boekenonderzoek geconstateerd dat X aftrek van alle voorbelasting claimt over alle door haar gemaakte kosten. Volgens de inspecteur belopen de btw belaste opbrengsten in 2003, 2004, 2005 en 2006 respectievelijk slechts circa 14%, 10%, 19% en 19%. In geschil is of de aldus teveel afgetrokken voorbelasting terecht bij X is nageheven. Rechtbank Leeuwarden oordeelt dat de naheffing te hoog is. Beide partijen gaan vervolgens in hoger beroep.
Hof Leeuwarden oordeelt dat X het festival grotendeels financiert met onbelaste subsidieopbrengsten en dat er geen sprake is van zogenaamde wederzijdse financiële afhankelijkheid. X beroept zich ten onrechte op het radio-omroep arrest (HR 25 januari 1995, nr. 29 652, BNB 1995/126), alwaar de reclameboodschappen en de programma's van elkaar afhankelijk zijn. Het maakt niet uit dat vanaf 2007 wel entree wordt geheven. Enerzijds omdat in het entreegeld van € 3 per persoon tevens een consumptiebon is begrepen en anderzijds omdat X niet aannemelijk maakt dat er daardoor wel sprake is van wederzijdse financiële afhankelijkheid in de voorgaande jaren. De beroepen zijn ongegrond.