X koopt in 2014 een onroerende zaak. Het pand heeft drie verdiepingen met een gezamenlijke vloeroppervlakte van circa 928 m². Het is in of omstreeks 1900 gebouwd als herenhuis met op de begane grond een atelier. Tot 1949 fungeert het pand als woning. Van 1949 tot in 2014 gebruikt C het pand als kantoor. In geschil is het tarief voor de overdrachtsbelasting.
Hof Den Haag oordeelt dat het pand kwalificeert als woning. Volgens het hof is X dan ook slechts 2% overdrachtsbelasting verschuldigd voor de verkrijging van het pand. Het hof is namelijk van mening dat het pand op het verkrijgingsmoment naar zijn aard bestemd is voor bewoning door particulieren. Het hof acht daarbij onder andere van belang dat het pand in of rond 1900 als woning is gebouwd, en in gebruik is genomen, en vervolgens decennia lang als woning in gebruik is geweest. De aanwezigheid van het atelier maakt dat volgens het hof niet anders. Verder merkt het hof op dat het pand alle voor bewoning noodzakelijke voorzieningen bevat, waardoor het in de periode voorafgaande aan het verkrijgingsmoment daadwerkelijk als woning kon worden gebruikt. Dat er in de loop van de afgelopen decennia aanpassingen aan het pand zijn doorgevoerd om het te kunnen gebruiken als kantoor, is volgens het hof niet van belang. Volgens het hof zijn deze aanpassingen namelijk niet van dien aard dat het pand daardoor niet langer meer geschikt is om als woning te worden gebruikt. Het hof vernietigt de naheffingsaanslag.
Wetsartikelen:
Wet op belastingen van rechtsverkeer 14
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Belastingen van rechtsverkeer
Instantie: Hof Den Haag
Editie: 31 oktober