Hof 's-Hertogenbosch volgt de door de inspecteur onderbouwde waardering van overig onroerend goed voor de bepaling van het belastbaar inkomen uit sparen en beleggen van X.

Belanghebbende, X, en haar echtgenoot zijn eigenaar van een aantal onroerende zaken die zij verhuren. Voor het jaar 2004 sluit X voor de waardering van de panden aan bij de afspraak in het controlerapport van 10 september 2001 waarbij zij uitgaat van de WOZ-waarden naar waardepeildatum 1 januari 1999 vermeerderd met een indexatie. De inspecteur gaat uit van de waarde in het economische verkeer. Gevolg zijn correcties van de ingediende aangifte ib/pvv voor het jaar 2004. De correcties zijn voor dat jaar geheel bij X in aanmerking genomen. In hoger beroep is in geschil of de inspecteur de waarden van de panden per de peildata 1 januari 2004 en 31 december 2004 juist heeft vastgesteld voor de bepaling van het belastbaar inkomen uit sparen en beleggen.

Hof 's-Hertogenbosch acht de door de taxateur van de inspecteur getaxeerde en onderbouwde waarden aannemelijk. X heeft de door haar verdedigde waarden niet aannemelijk gemaakt. Het beroep op opgewekt vertrouwen door uitlatingen in het controlerapport en het beroep op het Besluit van de Staatssecretaris van Financiën van 9 februari 2004, nr. CPP2003/2040M, waarin – voor zover van belang – staat dat voor de waardering van verhuurde panden onder de Wet IB 2001 niets is veranderd ten opzichte van de Wet op de vermogensbelasting 1964, faalt. Het beroep op het gelijkheidsbeginsel van X faalt eveneens omdat niet sprake is van vergelijkbare gevallen. Het hoger beroep is ongegrond.

 

Lees ook het thema Box 3.

 

[Bron Uitspraak]

Wetsartikelen:

Wet inkomstenbelasting 2001 5.19

Informatiesoort: VN Vandaag

Rubriek: Bronbelasting, Inkomstenbelasting

Instantie: Hof 's-Hertogenbosch

Editie: 3 maart

6

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen