Rechtbank Zeeland-West-Brabant oordeelt dat een perceel grond waarop een woning gebouwd zal worden niet kan worden aangemerkt als een woning in de zin van art. 14 lid 2 WBR en dat het tarief van 10,4% terecht is toegepast op de verkrijging van de onroerende zaak.

X heeft een perceel grond gekocht van zijn ouders met de intentie om er een woning op te bouwen. Op het moment van aankoop was het perceel bestemd voor woningbouw volgens het bestemmingsplan van de gemeente. X heeft overdrachtsbelasting voldaan tegen het tarief van 10,4% en maakt bezwaar tegen de voldoening daarvan, omdat hij meent dat het verlaagde tarief van 2% van toepassing is. In geschil is of het verlaagde tarief van 2% overdrachtsbelasting van toepassing is op de verkrijging van een perceel grond waarop een woning gebouwd zal worden.

Rechtbank Zeeland-West-Brabant oordeelt dat een perceel grond waarop een woning gebouwd zal worden, gelet op de wetsgeschiedenis en jurisprudentie, niet kan worden aangemerkt als een woning in de zin van art. 14 lid 2 WBR. Het tarief van 10,4% is terecht toegepast op de verkrijging van de onroerende zaak. Het beroep van X op de menselijke maat en schending van artikel 1 Eerste Protocol EVRM wordt verworpen. X' beroep is ongegrond.

Lees ook het thema De levering van een bouwterrein: btw of overdrachtsbelasting?

[Bron Uitspraak]

Wetsartikelen:

Wet op belastingen van rechtsverkeer 14

Wet op belastingen van rechtsverkeer 8

Wet op belastingen van rechtsverkeer 2

Instantie: Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Rubriek: Belastingen van rechtsverkeer

Editie: 31 juli

Informatiesoort: VN Vandaag

581

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen