Belanghebbende, X, werkt voor een in Duitsland gevestigde werkgever (D). In 2012 wordt X tewerkgesteld bij Q in Nederland. Q is aan D gelieerd. X woont in Duitsland minder dan 150 km van de Nederlandse grens en blijft daar ook wonen. Hij beschikt in 2012 wel over een appartement in Nederland. X en Q verzoeken om toepassing van de 30%-regeling. De inspecteur wijst dit verzoek af omdat X voor de aanvang van de werkzaamheden bij Q op minder dan 150 km van de Nederlandse grens woont. X stelt dat de per 1 januari 2012 ingevoerde grens van 150 kilometer een inbreuk vormt op het EU-recht (vrij verkeer van werknemers), en in strijd is met het gelijkheidsbeginsel van art. 26 IVBPR en art. 14 EVRM. Rechtbank Breda verklaart het beroep van X ongegrond.
De Hoge Raad overweegt dat het 150-kilometercriterium onderscheid maakt tussen ingezetenen van andere lidstaten onderling. Volgens de Hoge Raad roept dit de vraag op of art. 45 VWEU zich in beginsel ertegen verzet dat een lidstaat een dergelijk onderscheid maakt tussen onderdanen van andere lidstaten onderling. De Hoge Raad stelt vervolgens drie prejudiciële vragen aan het HvJ EU en houdt iedere verdere beslissing aan.
Wetsartikelen:
Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie 45
Internationaal Verdrag inzake burgerrechten en politieke rechten 26
Europees verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden 14
Uitvoeringsbesluit loonbelasting 1965 10ea
Uitvoeringsbesluit loonbelasting 1965 10e
Wet op de loonbelasting 1964 31
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Bronbelasting, Europees belastingrecht, Loonbelasting
Instantie: Hoge Raad
Editie: 9 augustus