X maakt bezwaar tegen een aanslag IB/PVV 2016. De inspecteur verklaart het bezwaar gegrond, staat alsnog aftrek van zorgkosten toe en betaalt een bezwaarkostenvergoeding op basis van een wegingsfactor van 1. In beroep bepleit X een bezwaarkostenvergoeding op basis van een wegingsfactor 1,5.
Rechtbank Noord-Nederland oordeelt dat de procedure in de hoofdzaak pas eindigt als over alle geschilpunten tussen partijen is beslist. In dit geval is met de uitspraak op bezwaar weliswaar het inhoudelijke geschil beëindigd, maar daarmee is geen einde gekomen aan de hoofdzaak omdat nog verschil van mening bestond over de hoogte van de bezwaarkostenvergoeding. De rechtbank verwerpt de grief over de bezwaarkosten, maar dat neemt niet weg dat in deze zaak de procedure in de hoofdzaak pas eindigt met de uitspraak van de rechtbank. De redelijke termijn is met zes maanden overschreden, X heeft recht op een schadevergoeding van € 500. Er zijn geen bijzondere omstandigheden die hieraan afdoen. De rechtbank verwerpt de stelling van de inspecteur dat X alleen beroep heeft ingesteld om een immateriële schadevergoeding binnen te halen.
Wetsartikelen:
Algemene wet bestuursrecht 7:15
Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden 6
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Fiscaal bestuurs(proces)recht
Instantie: Rechtbank Noord-Nederland
Editie: 22 juni