Hof Amsterdam ziet in de gestelde psychische problemen geen reden om de termijnoverschrijding door de vingers te zien. De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie niet-ontvankelijk omdat het duidelijk niet kan slagen (art. 80a lid 1 Wet RO).
X komt in hoger beroep tegen een uitspraak van Rechtbank Noord-Holland van 27 december 2018. De uitspraak van de rechtbank is bekendgemaakt bij aangetekende brief van 2 januari 2019. De termijn voor hoger beroep eindigt op 13 februari 2019, X' hoger beroep komt binnen bij het hof op 5 maart 2019.
Hof Amsterdam (V-N 2021/40.1.3) ziet in de gestelde psychische problemen van X geen reden om de termijnoverschrijding door de vingers te zien. Het hof acht het verband tussen de psychische gesteldheid van X en de termijnoverschrijding onvoldoende concreet gemaakt. X heeft ook niet gesteld dat zij te laat op de hoogte is geraakt van de rechtbankuitspraak. De opname van X in een opvanghuis is twee of drie dagen na het begin van de beroepstermijn geëindigd. Het hof wil de problemen van X niet bagatelliseren, maar ziet geen reden om de termijnoverschrijding verschoonbaar te achten. Het hof verklaart het hoger beroep van X (ambtshalve) niet-ontvankelijk. De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie niet-ontvankelijk omdat het duidelijk niet kan slagen (art. 80a lid 1 Wet RO).
Lees ook het thema Bezwaar: het gesloten stelsel van rechtsbescherming.
Wetsartikelen:
Algemene wet bestuursrecht 6:7
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Fiscaal bestuurs(proces)recht
Instantie: Hoge Raad
Editie: 16 september