Rechtbank Noord-Holland oordeelt dat de brief waarin X heeft gereageerd op het voornemen van de inspecteur om van zijn aangifte af te wijken niet kan worden aangemerkt als een (prematuur) bezwaarschrift.

Aan X is met dagtekening 25 april 2017 een aanslag IB/PVV 2015 opgelegd. Op 5 april 2019 komt bij de inspecteur een bezwaar tegen deze aanslag binnen. In geschil is of de inspecteur dit bezwaar terecht niet-ontvankelijk heeft verklaard. X stelt dat hij al op 18 maart 2017 (prematuur) bezwaar heeft gemaakt.

Rechtbank Noord-Holland oordeelt dat de brief van 18 maart 2017 waarin X heeft gereageerd op het voornemen van de inspecteur om van zijn aangifte af te wijken niet kan worden aangemerkt als een (prematuur) bezwaarschrift. Omdat het nog maar ging om een voornemen van de inspecteur, kan bij X redelijkerwijs niet de indruk zijn gewekt dat de aanslag al zou zijn opgelegd als bedoeld in art. 6:10 Awb (HR 22 maart 2013, ECLI:NL:HR:2013:BZ5038). Van een prematuur bezwaar is geen sprake. X heeft ruim buiten de termijn bezwaar gemaakt, zelfs als aangenomen moet worden dat X pas in december 2017 bekend is geraakt met de aanslag. De niet-ontvankelijkverklaring is terecht. De rechtbank verklaart het beroep van X ongegrond.

[Bron Uitspraak]

Wetsartikelen:

Algemene wet bestuursrecht 6:11

Algemene wet bestuursrecht 6:10

Algemene wet bestuursrecht 6:7

Informatiesoort: VN Vandaag

Rubriek: Fiscaal bestuurs(proces)recht

Instantie: Rechtbank Noord-Holland

Editie: 10 november

11

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen