Rechtbank Rotterdam oordeelt dat de concessie voor de aanleg en instandhouding van een transportleiding tussen Rotterdam en Terneuzen geen gedoogplicht inhoudt die aan de heffing van precariobelasting in de weg staat.

X bv is een chemiebedrijf die eigenaar is van een transportleiding voor ethyleen en propyleen tussen Rotterdam en Terneuzen. In geschil is de aanslag precariobelasting 2017 voor deze transportleiding.

Rechtbank Rotterdam oordeelt dat de concessie voor de aanleg en instandhouding van een transportleiding tussen Rotterdam en Terneuzen geen gedoogplicht inhoudt die aan de heffing van precariobelasting in de weg staat. De rechtbank is van oordeel dat deze concessie niet berust bij X bv. Uit de stukken volgt namelijk niet dat de concessieverlener toestemming heeft gegeven de concessie over te dragen aan X bv. Maar zelfs als de concessie wel bij X bv berust, baat dat haar niet. Dat de concessie een zogeheten buisleidingconcessie is zoals X bv stelt betekent namelijk op zich nog niet dat er een privaatrechtelijke gedoogplicht bestaat voor de gemeente Rotterdam. Daarvoor is een beslissing nodig van de Minister van Verkeer en Waterstaat (HR 10 juli 2009, ECLI:NL:HR:2009:BG5924, BNB 2009/236) en X bv heeft op zitting erkend dat zo’n beslissing niet is genomen.

[Bron Uitspraak]

Wetsartikelen:

Gemeentewet 228

Informatiesoort: VN Vandaag

Rubriek: Belastingen van lagere overheden

Instantie: Rechtbank Rotterdam

Editie: 28 juni

7

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen