Rechtbank Noord-Holland oordeelt dat de diensten die X vof op grond van de beide overeenkomsten verricht, moeten worden aangemerkt als één prestatie. Deze prestatie moet worden aangemerkt als, van btw-vrijgestelde, kredietbemiddeling.

Belanghebbende, X vof, is kredietbemiddelaar. Eind 2012 sluit X vof twee overeenkomsten met een andere kredietbemiddelaar, C bv. Op grond van de ene overeenkomst stelt X vof onder andere een internetplatform ter beschikking aan C bv, en op grond van de andere overeenkomst behandelt X vof kredietaanvragen die C bv aan X vof toewijst. De inspecteur is van mening dat er sprake is van één, van btw-vrijgestelde, dienst. X vof stelt dat het deel van de vergoeding dat betrekking heeft op het internetplatform belast is met btw.

Rechtbank Noord-Holland oordeelt dat de diensten die X vof op grond van de beide overeenkomsten verricht, moeten worden aangemerkt als één prestatie. Volgens de rechtbank is er namelijk sprake van kredietbemiddeling (art. 11 lid 1 onderdeel j onder 1 Wet OB 1968). Deze prestatie is vrijgesteld van btw. Volgens de rechtbank komt het onderbrengen van deze ene prestatie in twee overeenkomsten neer op het kunstmatig splitsen van de prestatie. Het hof wijst er hierbij onder andere op dat partijen tussen wie wordt bemiddeld geen wijziging hebben ervaren als gevolg van de splitsing en dat het wezenlijke doel van deze partijen nog steeds het sluiten van een kredietovereenkomst is. Het gelijk is aan de inspecteur.

[Bron Uitspraak]

Wetsartikelen:

Wet op de omzetbelasting 1968 11

Informatiesoort: VN Vandaag

Rubriek: Omzetbelasting

Instantie: Rechtbank Noord-Holland

Editie: 9 juni

2

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen