Belanghebbende, de heer X, en zijn broer zijn bestuurders van A bv. Deze bv is actief in de scheepsbouw en de offshore. In 2009 gaat A bv failliet. In geschil is of X door de ontvanger terecht aansprakelijk is gesteld voor de aan de bv opgelegde naheffingen. De ontvanger stelt dat de aanslagen zijn opgelegd vanwege het opzettelijk en structureel niet indienen van juiste aangiften. Dit blijkt uit het strafrechtelijke onderzoek. Voorts was er geen betalingsonmacht, aangezien kort na de aanvang van het boekenonderzoek in juni 2008 nog € 1.000.000 bij wijze van 'veiligstelling' via de bank werd weggesluisd. Rechtbank 's-Gravenhage oordeelt dat de ontvanger voldoende aannemelijk maakt dat de naheffingen het gevolg zijn van opzet en/of grove schuld. X gaat in hoger beroep. De ontvanger stelt dat de aansprakelijkstelling € 53.637 te hoog is, omdat abusievelijk deels dubbel is nageheven.
Hof Den Haag (MK I, 2 april 2014, BK-12/00171 en BK-12/00172, V-N Vandaag 2014/1527) oordeelt dat de naheffingen het gevolg zijn van opzet van A bv, zodat wordt vermoed dat de niet-betaling aan X is te wijten. X heeft ook niet gesteld, laat staan aannemelijk gemaakt, dat het niet aan hem is te wijten dat A bv niet (tijdig) aan haar meldingsplicht heeft voldaan. Het beroep van X is slechts gegrond, omdat de aansprakelijkstelling conform het uiteindelijke standpunt van de ontvanger alsnog wordt verminderd. De Hoge Raad oordeelt dat de middelen of klachten niet tot cassatie kunnen leiden (art. 81 Wet RO).
Wetsartikelen: