Rechtbank Zeeland-West-Brabant oordeelt dat de waarde van het pand voor de vermogensrendementsheffing per 1 januari 2013 € 630.000 bedraagt. De inspecteur maakt, evenals X, de door hem gestelde waarde niet aannemelijk.
X houdt de aandelen in A bv en verhuurt een pand aan A bv. Vanaf 1 april 2012 verhuurt X het pand aan B bv. Naar aanleiding van een boekenonderzoek legt de inspecteur een IB-navorderingsaanslag 2012 op aan X in verband met de beëindiging van de tbs-regeling en een IB-navorderingsaanslag 2013, omdat X het pand niet in box 3 heeft verantwoord. Volgens de inspecteur heeft X een voordeel genoten bij de beëindiging van de tbs-regeling.
Rechtbank Zeeland-West-Brabant oordeelt dat de waarde van het pand voor de vermogensrendementsheffing per 1 januari 2013 € 630.000 bedraagt. De inspecteur maakt, evenals X, de door hem gestelde waarde niet aannemelijk. De inspecteur sluit zich aan bij een taxatierapport van zijn taxateur (€ 680.000) en X bij de WOZ-waarde (€ 548.000). De rechtbank verlaagt de aanslag. Voor de IB-navorderingsaanslag 2012 geldt dat deze ten onrechte is opgelegd. De onroerende zaak is namelijk ingebracht voor € 746.000, terwijl is overeengekomen dat de waarde aan het einde van de terbeschikkingstelling € 548.000 bedraagt. De inspecteur maakt niet aannemelijk dat X een voordeel heeft genoten. De rechtbank vernietigt de navorderingsaanslag.
Lees ook het thema Box 3
Wetsartikelen:
Wet inkomstenbelasting 2001 5.2
Wet inkomstenbelasting 2001 3.92
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Inkomstenbelasting
Instantie: Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Editie: 11 augustus