Belanghebbende, X, ontvangt in 2019 een reiskostenvergoeding van € 600. In haar aangifte IB/PVV 2019 vermeldt X € 1.418 aan reisaftrek openbaar vervoer, welke de inspecteur weigert. In geschil is of en zo ja tot welk bedrag de reiskostenvergoeding betrekking heeft op de per ov afgelegde reisafstand en in mindering komt op de reisaftrek.
Rechtbank Zeeland-West-Brabant oordeelt dat X niet aannemelijk maakt dat aan de voorwaarden voor reisaftrek ov is voldaan. Vanaf haar indiensttreding heeft zij een vaste reiskostenvergoeding van € 0,19 per kilometer afgesproken die na de reorganisatie hetzelfde is gebleven, alhoewel zij sindsdien gedeeltelijk gebruik maakt van het ov. Nergens staat dat de reiskostenvergoeding zich beperkt tot reizen per auto. De reiskostenvergoeding komt in mindering op de reisaftrek. De inspecteur concludeert tijdens de beroepsprocedure dat de ontvangen reiskostenvergoeding voor € 1.133 betrekking heeft op de afgelegde reisafstand per ov. Daarom bedraagt de reiskostenaftrek € 186. Het beroep van X is gegrond.
Wetsartikelen:
Wet inkomstenbelasting 2001 3.87
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Inkomstenbelasting
Instantie: Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Editie: 30 januari