Rechtbank Zeeland-West-Brabant oordeelt dat de hoorplicht is geschonden. In de bezwaarfase heeft de inspecteur het bezwaar weliswaar gegrond verklaard, echter hij is niet aan alle gronden van belanghebbende tegemoetgekomen.

De heer X voldoet voor zeven personenauto's de verschuldigde BPM op aangifte. In de bezwaarfase verzoekt X om teruggaven, waarin door de inspecteur deels is voorzien. X stelt in beroep dat hij ten onrechte niet is gehoord en hij claimt rente over de teruggaven.

Rechtbank Zeeland-West-Brabant oordeelt dat de hoorplicht is geschonden. In de bezwaarfase heeft de inspecteur het bezwaar weliswaar gegrond verklaard, echter hij is niet aan alle gronden van belanghebbende tegemoetgekomen. Nu niet vastgesteld kan worden dat aannemelijk is dat belanghebbende niet is benadeeld, is er geen grond om aan het hoorgebrek voorbij te gaan. Na terugwijzing moet X in die zaken alsnog gehoord worden en de nieuwe uitspraken op bezwaar zullen ook een beslissing over de hoogte van de bezwaarkosten en de te vergoeden belastingrente moeten bevatten. Voor twee auto's is de inspecteur wel volledig tegemoet gekomen aan het bezwaar, zodat hierover conform art. 30ha AWR belastingrente wordt vastgesteld. Voor zover X een hogere rente claimt, wordt overwogen dat de rechtbank niet bevoegd is hierover een oordeel te geven (zie HR 3 maart 2017, nr. 16/01176, V-N 2017/14.9). De beroepen van X zijn gegrond. De totale proceskostenvergoeding is voor deze samenhangende zaken € 1503. X heeft ook recht op vergoeding van het griffierecht van € 168 voor elke zaak, met dien verstande dat hierover door hem ten onrechte vergoeding van rente wordt geclaimd.

[Bron Uitspraak]

Wetsartikelen:

Invorderingswet 1990 28c

Algemene wet inzake rijksbelastingen 30ha

Algemene wet bestuursrecht 7:2

Wet op de belasting van personenauto's en motorrijwielen 1992 10

Informatiesoort: VN Vandaag

Rubriek: Bronbelasting

Instantie: Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Editie: 8 april

6

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen