De heer X koopt begin 2017 een woning voor € 397.500. In geschil is de WOZ-beschikking van de Gemeente Hoorn voor 2018 van € 393.000. In bezwaar stelt X dat de waarde niet hoger kan zijn dan € 294.000 en hij verzoekt om te worden gehoord. Volgens de heffingsambtenaar mocht van het horen worden afgezien omdat het bezwaar kennelijk ongegrond is. Rechtbank Noord-Holland stelt de heffingsambtenaar in het gelijk. X gaat in hoger beroep.
Hof Amsterdam oordeelt dat het bezwaar niet kennelijk ongegrond is vanwege de enkele omstandigheid dat X de woning dicht bij de peildatum heeft gekocht voor een prijs die steun biedt aan de door de heffingsambtenaar verdedigde waarde. Het maakt ook niet uit dat X in zijn bezwaarschrift niet aangeeft waarom de door hem betaalde prijs hoger is dan de WOZ-waarde. Het beroep van X is gegrond. Volgt terugwijzing naar de heffingsambtenaar zodat X alsnog kan worden gehoord en hij krijgt een proceskostenvergoeding van € 895.
Wetsartikelen:
Wet waardering onroerende zaken 22
Algemene wet bestuursrecht 7:3
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Bronbelasting, Waardering onroerende zaken
Instantie: Hof Amsterdam
Editie: 24 juni