Staatssecretaris Van Rij van Financiën reageert op vragen van het Kamerlid Idsinga (VVD) over het rapport WODC (Wetenschappelijk Onderzoek- en Documentatiecentrum) Bestuursorganen in hoger beroep. Het rapport stelt dat de Belastingdienst, wanneer deze zelf in hoger beroep gaat, in 33% van de gevallen volledig in het ongelijk gesteld wordt en in 25% van de gevallen gedeeltelijk in het (on)gelijk gesteld wordt.

De staatssecretaris merkt op dat de percentages in het rapport gebaseerd zijn op gepubliceerde uitspraken en dat een behoorlijk deel van de belastingzaken niet gepubliceerd wordt. Ook wordt er in het rapport geen rekening gehouden met beroep in cassatie. Daarnaast worden de gronden voor het in het ongelijk stellen niet vermeld, waardoor geen rekening gehouden wordt met proceskostenvergoedingen of schadevergoedingen, bijvoorbeeld bij het overschrijden van de redelijke termijn. Of de inspecteur hoger beroep instelt, wordt samen met de betrokken vaktechnisch coördinatoren beoordeeld, conform het Besluit beroep in belastingzaken. De staatssecretaris noemt als aspecten die een rol kunnen spelen bij de afweging om in hoger beroep te gaan onder meer het financiële belang en het belang voor de ontwikkeling van het recht. In 2022 heeft de staatssecretaris in 47 zaken beroep in cassatie ingesteld. In 2021 is 57% van de uitspraken op het beroep van de staatssecretaris gegrond verklaard, in 2020 was dat 50%, in 2019 53%, in 2018 46% en in 2017 49%.

[Nieuwsbron] [Nieuwsbron] [Nieuwsbron]

Informatiesoort: VN Vandaag

Rubriek: Belastingrecht algemeen, Fiscaal bestuurs(proces)recht

Regelgevende instantie: Ministerie van Financiën

Editie: 10 februari

14

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen