Mevrouw A (erflaatster) overlijdt in 2012. Per 1 september 2009 had zij haar parfumeriezaak annex schoonheidssalon verkocht. Het betreffende pand werd vervolgens aan de kopers verhuurd. Na drie jaar is de huur naar beneden bijgesteld. In verband met het staken van de onderneming is het pand voor € 635.000 naar het privévermogen van A overgebracht. De inspecteur stelt echter dat het pand € 990.000 waard is en berekent aldus een hogere stakingswinst over 2009. Rechtbank Zeeland-West Brabant oordeelt in goede justitie dat het pand op het stakingsmoment € 850.000 waard is. De erven X (belanghebbenden) gaan in hoger beroep.
Hof 's-Hertogenbosch oordeelt dat de inspecteur de door hem bepleite hogere waarde van het pand niet aannemelijk maakt. De bij compromis door de rechtbank vastgestelde WOZ-waarde voor 2012 ad € 675.000 is voor de waarde op het stakingsmoment in 2009 ook niet geschikt. Het is namelijk niet bekend welke overwegingen hierbij een rol hebben gespeeld. Aangezien de erven A de door hen bepleite waarde ook niet aannemelijk maken, wordt de waarde van het pand in goede justitie vastgesteld op € 850.000. Hierbij is in het bijzonder rekening gehouden met een beschadiging in het kogelwerend glas. Het beroep van de erven A is ongegrond.
Wetsartikelen:
Wet inkomstenbelasting 2001 3.25
Wet inkomstenbelasting 2001 3.8
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Inkomstenbelasting, Waardering onroerende zaken
Instantie: Hof 's-Hertogenbosch
Editie: 5 december