Rechtbank Den Haag acht het standpunt van X dat de box-3-heffing in strijd is met art. 1 EP bij het EVRM en dat hij daarom geen box-3-vermogen hoefde aan te geven niet verdedigbaar.

Aan X zijn navorderingsaanslagen IB/PVV met vergrijpboeten opgelegd vanwege het verzwijgen van buitenlandse bankrekeningen.

Rechtbank Den Haag acht het standpunt van X dat de box-3-heffing in strijd is met art. 1 EP bij het EVRM en dat hij daarom geen box-3-vermogen hoefde aan te geven niet verdedigbaar. Van een pleitbaar standpunt, dat aan boeteoplegging in de weg zou staan, is dan ook geen sprake. Het standpunt van X ontsloeg hem namelijk niet van zijn plicht de vraag naar zijn vermogen in de aangifte naar waarheid te beantwoorden. De boetes acht de rechtbank passend en geboden. De boetes zijn terecht opgelegd op basis van het regime van art. 67n AWR, zoals dat luidde op het moment van inkeer (HR 2 november 2018, ECLI:NL:HR:2018:2041, V-N 2018/58.14)

[Bron Uitspraak]

Wetsartikelen:

Algemene wet inzake rijksbelastingen 67n

Algemene wet inzake rijksbelastingen 67e

Informatiesoort: VN Vandaag

Rubriek: Fiscaal bestuurs(proces)recht

Instantie: Rechtbank Den Haag

Editie: 14 mei

5

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen