De heer X heeft een uitkering, doch is desondanks – mede als dga – zeer actief als - onder meer - autohandelaar. Na een boekenonderzoek zijn diverse (navorderings)aanslagen en boetes aan X opgelegd. In geschil is onder meer of de bewijslast moet worden omgekeerd, en de bijtellingen voor het (hoger) gebruikelijk dga-loon terecht zijn toegepast. Ondanks dat in de autohandel veelal contant wordt afgerekend, houdt X geen kas bij. Uit de reconstructie daarvan blijken forse negatieve kassen. Rechtbank Haarlem oordeelt dat de administratie van X ernstige tekortkomingen vertoont en dus als grondslag voor de winstberekening moet worden verworpen. De gemachtigde van X stelt in hoger beroep op de zitting van 1 december 2010 dat de inspecteur geen nieuw feit heeft, aangezien ten tijde van het opleggen van de primitieve aanslag het boekenonderzoek al liep, en dat de inspecteur zijn geheimhoudingsplicht heeft geschonden door bij derden navraag over X te doen. Hof Amsterdam oordeelt dat deze stellingen tardief zijn, aangezien zij de rechtsstrijd zouden uitbreiden en dat de inspecteur in zijn processuele positie zou worden geschaad. Bovendien zijn het geen stellingen die het hof ambtshalve had kunnen opwerpen. X gaat in cassatie. De Hoge Raad oordeelt dat de tardiefverklaring geen blijk geeft van een onjuiste rechtsopvatting en kan, als verweven met waarderingen van feitelijke aard, voor het overige in cassatie niet op juistheid worden getoetst. De tardiefverklaring is ook niet onbegrijpelijk of onvoldoende gemotiveerd. Hieraan doet niet af dat het Hof de zitting heeft geschorst om X in de gelegenheid te stellen op een onderdeel van het geschil nader bewijs te leveren en de inspecteur de gelegenheid te geven te reageren op voorafgaand aan de zitting door X overgelegde stukken, waarna het onderzoek ter zitting is voortgezet op 28 september 2011 en op 7 december 2011. Het beroep van X is ongegrond.
Wetsartikelen:
Algemene wet bestuursrecht 8:64
Algemene wet inzake rijksbelastingen 16