Het Hof van Justitie EU oordeelt dat het niet in strijd met het EU-recht is dat Nederland aan X weigert, in het kader van een herziening, om de te laat geclaimde BTW in aftrek toe te staan. Niet van belang is dat er geen misbruik van recht, fraude of derving van belastinginkomsten is vastgesteld.

Belanghebbende, X, verkrijgt in 2006 voor € 500.000 tien percelen grond van B bv. Hij brengt de in rekening gebrachte BTW niet in aftrek. X en B bv komen daarbij overeen dat zij op de percelen stacaravans met toebehoren willen realiseren om te verkopen. Aan dit plan wordt echter geen uitvoering gegeven vanwege economische omstandigheden. In 2013 verkoopt X weer twee percelen terug aan B bv, maar voldoet de in rekening gebrachte BTW niet. X is namelijk van mening dat hij de voorbelasting uit 2006 op grond van art. 15 lid 4 Wet OB 1968 kan herzien. Hierbij is dan met name aan de orde of deze bepaling alleen van toepassing is wanneer het daadwerkelijke gebruik afwijkt van de bestemming. Hof Arnhem-Leeuwarden oordeelt dat X het recht heeft om in het jaar van ingebruikneming de bij de aanschaf van de percelen aan hem in rekening gebrachte BTW in aftrek te brengen. Volgens het hof bevatten de tekst van art. 15 lid 4 Wet OB 1968 en art. 184 Btw-richtlijn geen aanwijzing dat herziening bij aanvang van het gebruik van goederen en diensten slechts mogelijk is in situaties waarin het daadwerkelijke gebruik afwijkt van het voorgenomen gebruik. De staatssecretaris gaat in cassatie en stelt dat het aftrekrecht onmiddellijk moet worden uitgeoefend en de herzieningsregeling niet is bedoeld als een soort spijtoptantenregeling. De Hoge Raad stelt, in navolging van het advies van A-G Ettema, prejudiciële vragen aan het Hof van Justitie EU. De Hoge Raad vraagt het Hof van Justitie EU of het mogelijk is om BTW die abusievelijk niet tijdig in aftrek is gebracht, alsnog in aftrek kan worden gebracht bij de eerste ingebruikneming. Verder wil de Hoge Raad weten of daarbij van belang is dat geen fraude of misbruik van recht in het spel is en geen nadelige gevolgen voor de schatkist zijn vastgesteld.

Het Hof van Justitie EU oordeelt dat het niet in strijd met het EU-recht is dat Nederland aan X weigert, in het kader van een herziening, om de te laat geclaimde BTW in aftrek toe te staan. Niet van belang is dat er geen misbruik van recht, fraude of derving van belastinginkomsten is vastgesteld. De mogelijkheid om het recht op BTW-aftrek zonder tijdsbeperking uit te oefenen staat verder ook haaks op het rechtszekerheidsbeginsel.

[Bron Uitspraak]

Wetsartikelen:

Uitvoeringsbeschikking omzetbelasting 1968 13a

Wet op de omzetbelasting 1968 15

[Nieuwsbron]

Informatiesoort: VN Vandaag

Rubriek: Europees belastingrecht, Omzetbelasting

Instantie: Hof van Justitie van de Europese Unie

Editie: 11 juli

63

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen