De Hoge Raad oordeelt dat de door de gemeente verrichte prestatie niet kan worden aangemerkt als de verhuur van een onroerende zaak. Volgens de Hoge Raad is er sprake van een met btw belaste dienst.

 

Belanghebbende, de gemeente Hellevoetsluis, neemt in april 2002 een zogenoemd 'kunstencentrum' in gebruik. De gemeente stelt ruimtes op basis van exclusiviteit tegen een vooraf overeengekomen prijs en tijdsspanne ter beschikking aan organisaties en instellingen op het gebied van de toonkunst. Tegen (één) vergoeding worden de theaterzaal, de foyer en de kleedruimtes in gebruik gegeven, wordt gezorgd voor de aanwezigheid van theatertechnici, wordt de licht- en geluidsinstallatie in gebruik gegeven, wordt het bezoekend publiek begeleid, en wordt gezorgd voor de normale schoonmaak. In verband met de ingebruikneming doet de gemeente aangifte van een 3-1-h-levering. Hierbij brengt zij 48% in aftrek. De inspecteur stelt dat de gemeente – op basis van de voor het gehele jaar 2002 geldende gegevens – 45% in aftrek had mogen brengen. Hij legt daarom een btw-naheffingsaanslag voor de resterende 3% op. Hof 's-Gravenhage oordeelt dat de gemeente één hoofdprestatie verricht, met enkele bijkomende diensten. Deze prestatie moet volgens het hof worden aangemerkt als de verhuur van een onroerende zaak. Het hof wijst er vervolgens nog op dat het nageheven btw-bedrag minder is dan tien percent van de aanvankelijk in aftrek gebrachte en aan dat (boek)jaar toe te rekenen btw. De door de inspecteur voorgestane herrekening is volgens het hof dan niet aan de orde. Het hof vernietigt de naheffingsaanslag.

De Hoge Raad oordeelt dat de door de gemeente verrichte prestatie niet kan worden aangemerkt als de verhuur van een onroerende zaak. Volgens de Hoge Raad is er sprake van een dienst van een eigen aard, die is gericht op het voor een muziek- of toneelgezelschap scheppen van een omgeving die het mogelijk maakt zijn voorstelling te geven. Dit is een btw-belaste dienst. Verder is het oordeel van het hof, dat herrekening niet aan de orde is, volgens de Hoge Raad ook onjuist. Tot cassatie leidt een en ander echter niet, het hof heeft de naheffingsaanslag namelijk wel terecht vernietigd.

[Bron Uitspraak]

Wetsartikelen:

Wet op de omzetbelasting 1968 13

Wet op de omzetbelasting 1968 11

Informatiesoort: VN Vandaag

Rubriek: Omzetbelasting

Instantie: Hoge Raad

Editie: 8 november

9

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen