Rechtbank Zeeland-West-Brabant oordeelt dat de schriftelijke vastlegging van het addendum over de ex-werknemers vóór de beoogde ingangsdatum plaats had dienen te vinden.

Belanghebbende, N bv, is de moedermaatschappij van de N-Groep. Deze groep bestaat onder meer uit N bv en haar drie dochtervennootschappen. De bv's doen in 2013 ieder afzonderlijk het verzoek om voor de Ziektewet als eigenrisicodrager te worden aangemerkt. De inspecteur wijst de verzoeken af omdat uit de overgelegde arbo-overeenkomst niet blijkt dat deze ook geldt voor de ex-werknemrs (conform art 29 lid 2 onderdelen a, b, en c van de Ziektewet). In de bezwaarfase overlegt N bv een addendum dat is overeengekomen met de arbo-dienst. Hierin staat dat ex-werknemers gelijk worden gesteld aan de medewerkers van de opdrachtgever. Het addendum is mondeling overeengekomen in november 2013, maar is pas ondertekend na 1 januari 2014. In geschil is of de bv's per 1 januari 2014 eigenrisicodragers kunnen worden. Rechtbank Zeeland-West-Brabant oordeelt dat de schriftelijke vastlegging van het addendum vóór de beoogde ingangsdatum van 1 januari 2014 plaats had dienen te vinden. Hieruit volgt dat de inspecteur de aanvraag terecht heeft afgewezen. Wat N bv overigens heeft aangevoerd, kan niet tot een ander oordeel leiden. De stelling van N bv dat de inspecteur voortdurend nieuwe eisen stelde, blijkt niet uit de feiten. Het beroep van N bv is ongegrond.

[Bron Uitspraak]

Wetsartikelen:

Wet financiering sociale verzekeringen 40

Informatiesoort: VN Vandaag

Rubriek: Premieheffing, Sociale zekerheid algemeen

Instantie: Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Editie: 29 juni

2

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen