Rechtbank Noord-Nederland oordeelt dat in het BPM-kaderbesluit geen goedkeuring staat om voor de bepaling van de rest-BPM van een kampeerauto uit te gaan van de catalogusprijs en de handelsinkoopwaarde van een bestelauto.
De heer X doet in februari 2017 BPM-aangifte voor een gebruikte kampeerauto en voldoet € 5.386. Volgens de inspecteur maakt X ten onrechte gebruik van een koerslijst op basis van de gesloten bestelauto. De goedkeuring in het BPM-kaderbesluit (4 maart 2014, nr. BLKB2014/127M, V-N 2014/14.16) ten aanzien van kampeerauto’s geldt namelijk alleen voor de maatstaf van heffing (bruto-BPM) en niet voor de vermindering. De afschrijving moet worden bepaald aan de hand van de waardedaling van de kampeerauto inclusief het recreatieve deel (zie HR 12 mei 2017, nr. 15/03459, V-N 2017/26.15).
Rechtbank Noord-Nederland oordeelt dat in het BPM-kaderbesluit geen goedkeuring staat om voor de bepaling van de rest-BPM van een kampeerauto uit te gaan van de catalogusprijs en de handelsinkoopwaarde van een bestelauto. Door de inspecteur is met het afschrijvingspercentage van 32,332 een reële waardevermindering in aanmerking genomen. Dit percentage is voor een nog geen jaar oude kampeerauto met een km-stand van 13.998 niet te laag (vgl. Hof ’s-Hertogenbosch 7 januari 2016, nr. 15/00022, V-N Vandaag 2016/399). Het EU-verdedigingsbeginsel is voorts door de inspecteur in acht genomen door X een vooraankondiging van de naheffing te sturen. Het beroep van X is ongegrond.
Wetsartikelen:
Wet op de belasting van personenauto's en motorrijwielen 1992 10
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Europees belastingrecht, Belastingheffing van motorrijtuigen
Instantie: Rechtbank Noord-Nederland
Editie: 28 juni