Rechtbank Zeeland-West-Brabant oordeelt dat X alleen recht heeft op teruggaaf van heffingskortingen voor zover deze zien op het IB-deel.

X is met haar echtgenoot woonachtig in Spanje. Zij ontvangt uit Nederland inkomen vanwege de afkoop van een pensioenaanspraak. Het inkomen uit de afkoop van de pensioenafspraak is op basis van het verdrag tussen Nederland en Spanje ter heffing aan Spanje toegewezen. Op basis van haar aangifte inkomstenbelasting 2019 bedraagt de teruggaaf van de heffingskorting € 1.532. De inspecteur stelt dat X alleen recht heeft op het IB-deel van de heffingskortingen. X stelt dat op basis van rechtspraak geen rekening dient worden gehouden met een fictief of rekenkundig bedrag aan premies volksverzekeringen bij de berekening van de heffingskortingen.

Rechtbank Zeeland-West-Brabant oordeelt dat X alleen recht heeft op teruggaaf van heffingskortingen voor zover deze zien op het IB-deel. X kan wel aanspraak maken op de (bijzondere) verhogingen van de heffingskorting die gelden voor de minstverdienende, niet-premieplichtige partner. Dit leidt tot een verhoging van de algemene heffingskorting tot € 608. Daarop komt in mindering de verleende vermindering ter voorkoming van dubbele belasting voor de afkoop van het door X ontvangen pensioen van € 307. X is in het geval zij premieplichtig zou zijn in Nederland € 945 aan PVV verschuldigd. Hiermee dient nog rekening te worden gehouden op grond van hetgeen in het arrest van de Hoge Raad van 4 april 2014, V-N 2014/17.10, is bepaald. Het IB-deel van de algemene heffingskorting dient daarom te worden verhoogd tot € 1.225. Dit is het bedrag dat aan X bij de aanslag IB/PVV 2019 aan heffingskortingen is uitbetaald. Het gelijk is aan de inspecteur.

[Bron Uitspraak]

Wetsartikelen:

Wet inkomstenbelasting 2001 8.10

Wet inkomstenbelasting 2001 8.9

Wet inkomstenbelasting 2001 8.8

Informatiesoort: VN Vandaag

Rubriek: Inkomstenbelasting

Instantie: Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Editie: 25 januari

28

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen