X maakt in de aangiften IB 2014 en 2015 aanspraak op uitbetaling van de algemene heffingskorting. Als de inspecteur X voorlopige aanslagen IB 2014 en 2015 oplegt overeenkomstig de aangiften ontvangt X teruggaven van achtereenvolgens € 2.033 en € 1.089. Echter bij het vaststellen van de definitieve aanslagen IB over de betreffende jaren blijkt dat de door de echtgenoot van mevrouw X betaalde IB ontoereikend is. Om die reden worden de uitbetaalde heffingskortingen teruggenomen.
Hof ’s-Hertogenbosch bevestigt de uitspraak van Rechtbank Zeeland-West-Brabant en daarmee het door de inspecteur ingenomen standpunt. X kan aan de toekenning van de algemene heffingskorting bij voorlopige aanslag niet het vertrouwen ontlenen dat die juist en definitief zou zijn. X heeft niet aannemelijk gemaakt dat de inspecteur uitdrukkelijk zijn standpunt heeft bepaald door slechts het vaststellen van een voorlopige aanslag. Op de voorlopige aanslag heeft de inspecteur juist vermeld dat hij de aanslag uitsluitend heeft gebaseerd op de gegevens uit de aangifte. Het foutief vaststellen van de voorlopige aanslag is dan ook niet het gevolg van een uitdrukkelijke standpuntbepaling van de inspecteur maar van de foutieve schatting door X van het inkomen van haar partner.
Wetsartikelen:
Wet inkomstenbelasting 2001 8.9
Wet inkomstenbelasting 2001 8.8
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Inkomstenbelasting
Instantie: Hof 's-Hertogenbosch
Editie: 4 maart