Belanghebbende heeft in zijn aangifte IB/PVV 2015 een gift in aanmerking genomen. In geschil is of de giftenaftrek terecht is gecorrigeerd, of de boete- en rentebeschikking terecht en naar de juiste bedragen zijn vastgesteld en of verweerder het vertrouwensbeginsel heeft geschonden. Belanghebbende meent voorts dat zijn zaak door slordigheid van de Belastingdienst te lang heeft geduurd, hetgeen rechtbank Den Haag heeft opgevat als een verzoek om een vergoeding van immateriële schade.
Rechtbank Den Haag oordeelt dat belanghebbende niet slaagt in het bewijs dat sprake is van aftrekbare giften. De kwitantie kan niet dienen als bewijs voor de gestelde gift en dus is de giftenaftrek terecht gecorrigeerd. Gelet op de bewijsvermoedens die de inspecteur heeft aangedragen en het feit dat belanghebbende deze bewijsvermoedens niet heeft ontzenuwd, acht de rechtbank opzet bewezen. De vergrijpboete is dus terecht opgelegd. Omdat de redelijke termijn is overschreden, vermindert de rechtbank de boete ambtshalve met 20%. Belanghebbendes beroep op het vertrouwensbeginsel slaagt niet. Het beroep is ongegrond.
Wetsartikelen:
Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden 6
Algemene wet inzake rijksbelastingen 67d
Wet inkomstenbelasting 2001 6.32
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Inkomstenbelasting, Fiscaal bestuurs(proces)recht
Instantie: Rechtbank Den Haag
Editie: 15 juni