X emigreert in 2015 naar Costa Rica. In geschil is het bedrag aan arbeidskorting waar X recht op heeft. De inspecteur is van mening dat bij de vaststelling van de arbeidskorting rekening moet worden gehouden met het in Costa Rica verworven inkomen. De grondslag voor de berekening van de arbeidskorting bedraagt dan € 81.408 en de arbeidskorting zelf € 834. X is het daar niet mee eens en stelt dat de arbeidskorting € 1438 bedraagt en de grondslag € 64.046.
Hof Arnhem-Leeuwarden oordeelt dat X recht heeft op een hoger bedrag aan arbeidskorting. Het hof overweegt daarbij dat de tekst van art. 8.1 lid 1 onderdeel e Wet IB 2001 voor meerdere uitleg vatbaar. Na een uitgebreide analyse van de mogelijkheden stelt het hof vast dat niet valt in te zien waarom bij de berekening van de hoogte van de arbeidskorting rekening zou moeten worden gehouden met inkomen ter zake waarvan Nederland geen heffingswens heeft (zoals het onderhavige uit Costa Rica stammende loon), dan wel ter zake waarvan Nederland ingevolge verdragsrecht geen heffingsrecht mag uitoefenen. Het gelijk is aan X.
Wetsartikelen:
Wet inkomstenbelasting 2001 8.11
Wet inkomstenbelasting 2001 8.1
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Inkomstenbelasting
Instantie: Hof Arnhem-Leeuwarden
Editie: 4 februari