Rechtbank Den Haag oordeelt dat geen sprake is van enig wilsgebrek bij de totstandkoming van de vaststellingsovereenkomst.

Aan mevrouw X (belanghebbende) is een navorderingsaanslag vermogensbelasting over 1999 opgelegd in verband met een door X en haar zuster aangehouden bankrekening bij KB Lux. In deze aanslag is het totaalbedrag van de inkomsten- en vermogensbelasting over de jaren 1991 tot en met 2000, alsmede de verhogingen en de vergrijpboetes en de verschuldigde heffingsrente begrepen. Dit is conform de door X ondertekende vaststellingsovereenkomst. Rechtbank Den Haag oordeelt dat geen sprake is van enig wilsgebrek bij de totstandkoming van de vaststellingsovereenkomst. Van enige door de inspecteur uitgeoefende druk is niets gebleken. Na een bezoek van de FIOD zijn X en haar zuster zelf naar Luxemburg gegaan om de benodigde gegevens op te halen. De aan de hand daarvan opgestelde overeenkomst is vervolgens naar X gestuurd. Hierbij is geen enkele termijn gesteld waarbinnen deze door X zou moeten worden geretourneerd. Het beroep van X is ongegrond. X krijgt wel een immateriële schadevergoeding, aangezien in de bezwaarfase de redelijke termijn is overschreden.

[Bron Uitspraak]

Wetsartikelen:

Algemene wet inzake rijksbelastingen 16

Informatiesoort: VN Vandaag

Rubriek: Bronbelasting, Inkomstenbelasting

Instantie: Rechtbank Den Haag

Editie: 17 juni

0

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen