Hof Den Haag handhaaft de aan X ambtshalve opgelegde aanslag ib/pvv. Deze is gebaseerd op een redelijke schatting.

Belanghebbende, X, is dga van A bv en daarnaast in het jaar 2008 in dienstbetrekking werkzaam bij B bv. Hij verricht werkzaamheden op het gebied van milieu-advisering. Met ingang van 1 januari 2010 is X dga van C ltd. Stichting D en C ltd zijn commanditaire vennoten in E cv. Onduidelijk is in welke relatie X tot C ltd stond in het jaar 2008. Uit rekeningafschriften blijkt dat E cv in het jaar 2008 voor een totaalbedrag van € 52 221 betalingen heeft ontvangen op door E cv aan B bv uitgereikte facturen. Ook stort X zelf bedragen op de bankrekening van E cv. Noch van A bv, noch van E cv, noch van X' werkzaamheid zijn administraties bijgehouden die voldoen aan de vereisten van artikel 52 AWR. Ondanks aangemaand te zijn doet X geen aangifte ib/pvv over het jaar 2008. Gevolg is de ambtshalve opgelegde aanslag ib/pvv naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 40.000 met een verzuimboete. Bij uitspraak op bezwaar wordt de aanslag gehandhaafd en de verzuimboete vernietigd. Het beroep van X wordt ongegrond verklaard. X komt in hoger beroep.

Volgens Hof Den Haag heeft X ondanks daartoe te zijn aangemaand binnen de gestelde termijn de aangifte niet ingediend. Volgt omkering van de bewijslast. X slaagt er niet in te doen blijken dat de aanslag naar een te hoog bedrag is vastgesteld. Het hof is van mening dat de inspecteur een redelijke schatting heeft gemaakt van het belastbare inkomen van X. Het hoger beroep is ongegrond.

[Bron Uitspraak]

Wetsartikelen:

Algemene wet inzake rijksbelastingen 52

Algemene wet inzake rijksbelastingen 27e

Informatiesoort: VN Vandaag

Rubriek: Bronbelasting

Instantie: Hof Den Haag

Editie: 17 februari

3

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen