Hof Den Haag oordeelt dat X als btw-ondernemer prestaties in het economische verkeer verricht aan D, E en Z. Op deze prestaties is het algemene btw-tarief van toepassing.

Belanghebbende, X, verzorgt en produceert theater-, muziek- en kindervoorstellingen. In 2013 zet X festivals op voor stichting D, stichting E en gemeente Z. Op haar facturen voor deze diensten berekent X geen btw. Naar aanleiding van een boekenonderzoek legt de inspecteur een btw-naheffingsaanslag op aan X. X stelt dat zij geen btw is verschuldigd omdat D en E uitsluitend zijn opgericht om subsidiegelden door te sluizen naar haar.

Hof Den Haag oordeelt dat X als btw-ondernemer prestaties in het economische verkeer verricht aan D, E en Z. Op deze prestaties is het algemene btw-tarief van toepassing. Volgens het hof heeft X namelijk overeenkomsten met haar klanten gesloten waarbij zij het opzetten van de festivals en het verzorgen van de praktische organisatie op zich heeft genomen. Verder stelt het hof vast dat de taak van D en E bestaat uit het verwerven van de voor de festivals benodigde fondsen, de uitvoerende organisaties met de nodige know how in te schakelen en verantwoording af te leggen aan de subsidieverstrekkers. Volgens het hof maakt X dan niet aannemelijk dat zij als verlengstuk van D of E is te beschouwen. Ook is er geen sprake van dat X met hen zou moeten worden vereenzelvigd of dat D en E de subsidies niet hebben ontvangen voor zichzelf maar om deze een op een door te geven aan X. Het gelijk is aan de inspecteur.

[Bron Uitspraak]

Wetsartikelen:

Wet op de omzetbelasting 1968 9

Informatiesoort: VN Vandaag

Rubriek: Omzetbelasting

Instantie: Hof Den Haag

Editie: 24 december

7

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen