Belanghebbende, X bv, huurt een gemeenschapshuis / cultureel centrum, en verhuurt dit sinds 2015 door aan A bv. Op deze huur is de btw-vrijstelling van art. 11 Wet OB 1968 van toepassing, omdat niet is geopteerd voor btw-belaste verhuur. In 2016 laat X bv zonnepanelen plaatsen op het dak van de onroerende zaak. Vervolgens sluiten X bv en A bv ook een huurovereenkomst ter zake van het gebruik van de zonnepanelen. In haar btw-aangifte verzoekt X bv om teruggaaf van € 4245 aan voorbelasting. Zij stelt daarbij dat zij recht heeft op aftrek van de btw ter zake van de aanschaf van de zonnepanelen. Volgens X bv vormt de verhuur van de zonnepanelen namelijk een zelfstandige (belaste) dienst. De inspecteur is echter van mening dat de verhuur samenhangt met de verhuur van de onroerende zaak, en dat deze opgaat in die (vrijgestelde) dienst.
Rechtbank Zeeland-West-Brabant oordeelt dat de verhuur van de zonnepanelen en de verhuur van de onroerende zaak niet als één enkele, samengestelde, prestatie zijn te beschouwen. De rechtbank verwijst daarbij naar de jurisprudentie van de Hoge Raad en het Hof van Justitie EU. De rechtbank acht van belang dat de huurovereenkomst van de zonnepanelen een jaar na de huurovereenkomst van de onroerende zaak is opgesteld. Verder is volgens de rechtbank van belang dat X bv en A bv voor de huur van de zonnepanelen een afzonderlijke huurprijs zijn overeengekomen. Ook wijst de rechtbank er nog op dat A bv niet verplicht is om de zonnepanelen van X te huren. Zij kon daar voor kiezen en heeft van die mogelijkheid gebruik gemaakt. Het gelijk is aan X bv.
Wetsartikelen:
Wet op de omzetbelasting 1968 11
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Omzetbelasting
Instantie: Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Editie: 1 maart