Rechtbank Zeeland-West-Brabant vermindert de naheffingsaanslag die is opgelegd aan de tot een fiscale eenheid behorende X bv. Dit vanwege een onjuiste tenaamstelling.

Stichting Y bezit de juridische eigendom van de aandelen van H bv. A die bestuurder is van Stichting Y heeft de economische eigendom van die aandelen. H bv houdt op haar beurt alle aandelen in belanghebbende X bv, in A bv en in B bv. De administratie van de vennootschappen wordt gevoerd door B. De werkmaatschappijen houden zich bezig met de handel in gebruikte auto´s en auto-onderdelen. Naar aanleiding van een boekenonderzoek worden aan X bv de in geschil zijnde naheffingsaanslagen omzetbelasting opgelegd over de tijdvakken 1 januari 2007 tot en met 31 december 2009 en 1 januari 2010 tot en met 31 december 2010. X bv komt in beroep. Zij stelt onder andere dat de naheffingsaanslag 2010 moet worden vernietigd omdat de tenaamstelling verkeerd is vanwege het feit dat zij vanaf 1 januari 2010 een fiscale eenheid met A bv vormt.

Rechtbank Zeeland-West-Brabant vermindert de naheffingsaanslag betreffende de jaren 2007 tot en met 2009 overeenkomstig het nader ingenomen standpunt van de inspecteur. Vervolgens beslist de rechtbank dat in het jaar 2010 sprake is van een fiscale eenheid voor de omzetbelasting tussen X bv en A bv ondanks het feit dat de inspecteur nog geen beschikking fiscale eenheid heeft afgegeven. De naheffingsaanslag heeft dus een onjuiste tenaamstelling. Een naheffingsaanslag die niet is opgelegd aan de fiscale eenheid maar aan een onderdeel daarvan, hoeft volgens de rechtbank echter niet altijd te worden vernietigd. Dat hoeft niet te gebeuren als er in het tijdvak waarop de naheffingsaanslag betrekking heeft, geen zekerheid bestaat over de vraag of sprake is van een fiscale eenheid. De enkele omstandigheden dat eind januari 2010 is gesproken over de aanwezigheid van een fiscale eenheid per 1 april 2010 en dat de verwevenheid in financieel, organisatorisch en economisch opzicht heel 2010 onveranderd was, is onvoldoende om te kunnen oordelen dat er in het 1e kwartaal 2010 zekerheid bestond over de vraag of sprake was van zo'n fiscale eenheid. Nu eerst met deze uitspraak van de rechtbank – en dus na het opleggen van de aan X bv opgelegde naheffingsaanslag - is gebleken dat de vennootschappen in het 1e kwartaal 2010 een fiscale eenheid vormen, kan de naheffingsaanslag slechts worden vernietigd, als deze ertoe zou leiden dat meer belasting wordt geheven dan met inachtneming van het bestaan van de fiscale eenheid. Een dergelijk gevolg is niet aannemelijk gemaakt. De naheffingsaanslag blijft alleen in stand voor zover het het 1e kwartaal van 2010 betreft. De vergrijpboeten worden vanwege de vermindering van de naheffingsaanslagen verminderd. Vanwege de lange duur van de procedure worden zijn verder verminderd met 20%. Aan X bv wordt proceskostenvergoeding toegekend en een vergoeding voor immateriële schade. Het beroep is gegrond.

[Bron Uitspraak]

Wetsartikelen:

Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden 6

Wet op de omzetbelasting 1968 7

Informatiesoort: VN Vandaag

Rubriek: Bronbelasting, Omzetbelasting

Instantie: Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Editie: 7 februari

39

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen