Hof Arnhem-Leeuwarden beslist dat het recht op een prestatiebeurs voor kinderen in de weg staat aan aftrek voor uitgaven van levensonderhoud bij de ouder.

Tot het gezin van belanghebbende, X, behoren in het jaar 2011 een zoon en een dochter. De dochter ontvangt dat jaar een basisbeurs voor een thuiswonende student aan het HBO. De zoon ontvangt vanaf het tweede kwartaal van 2011 een basisbeurs voor een thuiswonende student MBO. X draagt in belangrijke mate bij aan de kosten van het levensonderhoud van deze kinderen. X claimt in haar aangifte ib/pvv voor het jaar 2011 een aftrek van € 5310 vanwege uitgaven voor levensonderhoud van kinderen jonger dan 30 jaar. De inspecteur accepteert deze aftrek alleen voor het eerste kwartaal van 2011 wat de zoon betreft omdat hij dat kwartaal nog geen basisbeurs ontving. X komt uiteindelijk in hoger beroep. Zij stelt dat een basisbeurs niet valt onder de aftrekbeperking van een prestatiebeurs.

Hof Arnhem-Leeuwarden beslist in navolging van de rechtbank dat de basisbeurs waarop de kinderen van X in het jaar 2011 recht hebben, moet worden aangemerkt als een prestatiebeurs in de zin van de WSF. Op grond van artikel 6.14, lid 1, c, Wet IB 2001 is dan geen aftrek van uitgaven voor levensonderhoud mogelijk. Het hoger beroep is ongegrond.

[Bron Uitspraak]

Wetsartikelen:

Wet inkomstenbelasting 2001 6.14

Informatiesoort: VN Vandaag

Rubriek: Inkomstenbelasting, Sociale zekerheid kinderen en jongeren

Instantie: Hof Arnhem-Leeuwarden

Editie: 7 februari

4

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen