Rechtbank Den Haag oordeelt dat de inkomsten die mevrouw X als hoofddistribiteur geniet redelijkerwijs te verwachten zijn en niet slechts speculatief zijn.
Mevrouw X werkt vanaf 2002 voor een multi-level-markertingorganisatie die handelt in magnetische sieraden en wellness-producten. X is eerste distribiteur in Nederland. X ontvangt - behalve opbrengsten uit haar eigen verkopen - ook commissies over de verkopen die in haar netwerk door sub-distribiteurs zijn behaald. Deze commissies zijn door X niet als winst aangegeven. In geschil zijn diverse IB-(navorderings)aanslagen en in het bijzonder is in geschil of de commissies voor X een bron van inkomen zijn, zoals de inspecteur stelt.
Rechtbank Den Haag oordeelt dat de inkomsten die X als hoofddistribiteur geniet redelijkerwijs te verwachten zijn en niet slechts speculatief zijn (vgl. Hof ’s Hertogenbosch 18 januari 2018, 16/03629, V-N 2018/23.11). De inspanningen van X zijn namelijk de basis voor de door haar behaalde positieve resultaten. Het maakt niet uit dat de hoogte van de commissies afhankelijk was van het behalen van verkooptargets en in die zin dus onzeker was. X maakt niet aannemelijk dat zij voldoet aan het urencriterium van de zelfstandigenaftrek. Wegens het overschrijden van de redelijke termijn krijgt X een immateriële schadevergoeding van € 3500.
Lees ook het thema Fiscale aspecten vermogensetikettering
Wetsartikelen:
Wet inkomstenbelasting 2001 3.8
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Inkomstenbelasting
Instantie: Rechtbank Den Haag
Editie: 3 oktober