Rechtbank Den Haag oordeelt dat X terecht een aanslag afvalstoffenheffing heeft gekregen voor de leegstaande woonruimte die zij huurt.

X drijft een onderneming in de gemeente Den Haag. Achter zijn bedrijfspand staat een woonruimte waarvan X de huurder is. In 2017 verhuurt X deze woonruimte, in 2018 staat de ruimte leeg. In geschil zijn de aanslagen afvalstoffenheffing die de gemeente aan X oplegt voor de woonruimte.

Rechtbank Den Haag oordeelt dat X terecht een aanslag afvalstoffenheffing heeft gekregen voor de leegstaande woonruimte die zij huurt. Niet in geschil is dat de gemeente voor deze woonruimte verplicht is huishoudelijke afvalstoffen in te zamelen. Hoewel de ruimte leegstaat, moet X volgens de rechtbank worden aangemerkt als gebruiker. X mocht de ruimte onderverhuren of op een andere manier gebruiken. Dat hij dat niet heeft gedaan en dat er in 2018 geen afvalstoffen zijn ontstaan in de ruimte, doet aan de belastingplicht voor de afvalstoffenheffing niet af. De aanslag voor 2018 is terecht. De aanslag voor 2017 heeft de gemeente in beroep alsnog vernietigd. Voor dat jaar is het beroep van X dus gegrond.

[Bron Uitspraak]

Wetsartikelen:

Wet milieubeheer 15.33

Informatiesoort: VN Vandaag

Rubriek: Belastingen van lagere overheden

Instantie: Rechtbank Den Haag

Editie: 3 oktober

97

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen