Rechtbank Den Haag oordeelt dat het family entertainment center van X bv niet is aan te merken als een primair en permanent voor vermaak en dagrecreatie ingerichte voorziening. Op de diensten van X bv is dan ook niet het verlaagde BTW-tarief van toepassing.

X bv exploiteert een family entertainment center. In het center staan diverse spelautomaten om spellen op te spelen. De toegang tot het center is gratis. Voor het bespelen van de automaten kan een playcard worden gekocht die kan worden opgeladen. X bv is van mening dat op grond van Tabel I post b.14 het verlaagde BTW-tarief van toepassing is op haar diensten. Volgens de inspecteur is het center echter niet een primair en permanent voor vermaak en dagrecreatie ingerichte voorziening. Verder is er volgens hem ook geen sprake van het tegen vergoeding verlenen van toegang tot een dergelijke voorziening.

Rechtbank Den Haag oordeelt dat het family entertainment center van X bv niet is aan te merken als een primair en permanent voor vermaak en dagrecreatie ingerichte voorziening. Op de diensten van X bv is dan niet het verlaagde BTW-tarief van toepassing. De rechtbank overweegt daarbij dat de automatenhal van X bv niet is te vergelijken met een attractiepark. Ook is het center van X, in tegenstelling tot attractieparken, niet zodanig ingericht dat het publiek naast de aanwezige spelautomaten door andere attracties of bezienswaardigheden wordt vermaakt. Het gebouw waarin het center zich bevindt is ook niet speciaal geschikt dan wel ingericht voor het spelen op de spelautomaten. Verder maakt X bv niet aannemelijk dat de bedragen die zij in rekening brengt mede zien op het verlenen van toegang tot het center, aangezien de toegang gratis is. Het gelijk is aan de inspecteur.

[Bron Uitspraak]

Wetsartikelen:

Wet op de omzetbelasting 1968 TAB 1-B

Wet op de omzetbelasting 1968 9

Informatiesoort: VN Vandaag

Rubriek: Omzetbelasting

Instantie: Rechtbank Den Haag

Editie: 14 december

14

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen