X stelt dat de verordening rioolrechten 2006 van de gemeente Nijmegen onverbindend is, omdat de gemeente het tarief zodanig heeft vastgesteld dat de geraamde baten uitgaan boven de geraamde ‘lasten ter zake'. Het geschil spitst zich toe op de vraag of de rioolinvesteringen in 2006 direct in hun geheel ten laste van dat jaar mogen worden gebracht dan wel moeten worden geactiveerd en door jaarlijkse afschrijving aan de jaren 2006 en volgende moeten worden toegerekend. Rechtbank Arnhem oordeelt dat de gemeente moet afschrijven en dat als gevolg daarvan in 2006 de opbrengstlimiet wordt overschreden. Hof Arnhem oordeelt dat activering en afschrijving niet verplicht zijn en vernietigt de uitspraak van de rechtbank. De Hoge Raad vernietigt in cassatie de hofuitspraak en verwijst de zaak naar Hof 's-Hertogenbosch (HR 6 januari 2012, nr. 10/03676, V-N 2011/37.24.11).
Hof 's-Hertogenbosch oordeelt dat de kosten van vervangingsinvesteringen en de dotatie aan het schommelfonds niet aangemerkt kunnen worden als ‘lasten ter zake'. Gelet op de parlementaire geschiedenis alsmede de voor de gemeente geldende comptabiliteitsvoorschriften, zijn de investeringen in het rioolstelsel aan te merken als investeringen met een economisch nut en niet als investeringen met uitsluitend een maatschappelijk nut. Dit betekent dat de gemeente de investeringen had moeten activeren en daarop had moeten afschrijven. Ook de dotatie aan het schommelfonds had de gemeente niet via het rioolrecht mogen verhalen. Het voorgaande leidt tot algehele onverbindendheid van de verordening rioolrechten van de gemeente Nijmegen.
Wetsartikelen:
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Milieuheffingen
Instantie: Hof 's-Hertogenbosch
Editie: 6 augustus