Hof Den Haag oordeelt in hoger beroep dat de heer X zich ten onrechte beroept op art. 1 van het Eerste Protocol bij het EVRM, aangezien de invorderingsambtenaar wettelijk is bevoegd om tot de verrekening over te gaan. Het bezwaar tegen de verrekening is terecht door de invorderingsambtenaar niet-ontvankelijk verklaard. De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie niet-ontvankelijk omdat de aangevoerde klachten geen behandeling in cassatie rechtvaardigen (art. 80a Wet RO).
De heer X voert een procedure tegen het Samenwerkingsverband Vastgoedinformatie Heffing en Waardebepaling, waarbij ook het Waterschap Hollandse Delta is aangesloten. Volgens Rechtbank Rotterdam (22 juni 2017, 17/301) moet de invorderingsambtenaar het griffierecht en de reiskosten van X – in totaal € 52 – aan hem vergoeden. In geschil is de mededeling van de invorderingsambtenaar dat deze € 52 niet aan X wordt uitbetaald, maar wordt verrekend met een nog openstaande aanslag waterschapslasten. Het bezwaar van X hiertegen is niet-ontvankelijk verklaard. In beroep stelt Rechtbank Rotterdam dat met betrekking tot de verrekening slechts een vordering bij de burgerlijke rechter kan worden ingesteld. Het bezwaar tegen de verrekening is dus terecht niet-ontvankelijk verklaard. X gaat in hoger beroep.
Hof Den Haag (V-N Vandaag 2019/1516) oordeelt dat X zich ten onrechte beroept op art. 1 van het Eerste Protocol bij het EVRM, aangezien de invorderingsambtenaar wettelijk is bevoegd om tot de verrekening over te gaan (vgl. Hof Den Haag 15 juli 2015, 15/00222, V-N Vandaag 2015/1645 en V-N Vandaag 2016/1471). X stelt vergeefs dat de rechtbank heeft geweigerd om zijn 'aanvullend beroepschrift' tot de gedingstukken te rekenen. In de uitnodiging voor de zitting is namelijk vermeld dat partijen ervoor moeten zorgen dat gedingstukken uiterlijk de elfde dag voor de zitting in bezit van de rechtbank zijn. Aangezien in het proces-verbaal van de zitting geen beslissing op dit punt is opgenomen, wordt aangenomen dat het betreffende stuk van X later toch tot het procesdossier is toegevoegd. Inhoudelijk hoefde het stuk niet door de rechtbank te worden beoordeeld, gelet op de terechte niet-ontvankelijkverklaring van het bezwaar. Het beroep van X is ongegrond.
De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie niet-ontvankelijk omdat de aangevoerde klachten geen behandeling in cassatie rechtvaardigen (art. 80a Wet RO).
Wetsartikelen:
Algemene wet bestuursrecht 8:71
Algemene wet inzake rijksbelastingen 26
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Bronbelasting, Invordering
Instantie: Hoge Raad
Editie: 24 maart