X heeft in 2004 salaris ontvangen dat is vrijgesteld op basis van art. 19 van het Verdrag Ottawa van 20/9/51, Trb. 1953,9. X is in dienst van het Ministerie van Defensie, maar geniet buitengewoon verlof zonder bezoldiging. In geschil is of X op grond van genoemd art. 19 ook vrijgesteld is van belastingheffing in box 3 en of X recht heeft op aftrek van pensioenpremies, in de vorm van negatief loon, van NATO en ABP.
Rechtbank Breda wijst het verzoek van X om aanhouding van de zaak af, nu X voldoende in de gelegenheid is gesteld om zijn gronden nader aan te voeren. De rechtbank passeert X' stelling dat hij zijn gronden niet kon toelichten, omdat de inspecteur de uitspraak op bezwaar niet heeft gemotiveerd door zijn oude standpunten te handhaven. Volgens de rechtbank heeft de inspecteur de uitspraak voldoende gemotiveerd en hoeft deze niet van zijn eerder ingenomen standpunt af te wijken. Inhoudelijk verwerpt de rechtbank de grieven van X onder verwijzing naar een uitspraak van Hof 's-Hertogenbosch van 13 juli 2011, nr. 10/00503, LJN: BT8238. Wel kent de rechtbank een schadevergoeding van € 3000 toe wegens overschrijding van de redelijke termijn.
Wetsartikelen:
Wet inkomstenbelasting 2001 5.1
Wet inkomstenbelasting 2001 3.81
Algemene wet bestuursrecht 8:64
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Bronbelasting, Inkomstenbelasting
Instantie: Rechtbank Breda
Editie: 6 maart