De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie van X nv gegrond en verwijst daarbij naar het arrest van de Hoge Raad in de zaak van Y, de dga van X nv. In die zaak oordeelde de Hoge Raad onder andere dat het hof het verzoek om uitstel van de zitting niet afdoende gemotiveerd heeft afgewezen.
De inspecteur legt voor de jaren 2000 - 2015 ambtshalve VPB-aanslagen op aan belanghebbende, X nv, omdat X nv geen aangiften heeft ingediend over deze jaren. X nv is het niet eens met de hoogte van de aanslagen. De inspecteur verklaart het bezwaar ongegrond en de rechtbank verklaart het beroep ongegrond. X nv gaat in hoger beroep. Het hof deelt X nv mee dat de zitting zal plaatsvinden via beeldbellen en dat de IB-zaak van dga Y tegelijkertijd zal plaatsvinden. Y die 74 jaar oud is, niet beschikt over de vereiste apparatuur, geen ervaring heeft met beeldbellen en revaliderend is na een herseninfarct, verzoekt het hof om uitstel van de zitting, zodat deze op een later moment fysiek kan plaatsvinden. Het hof wijst het verzoek van Y af en laat weten dat hij en X nv op de dag van de zitting telefonisch zullen worden gehoord. X nv en Y reageren hierop dat zij hiermee niet akkoord gaan. Hof 's-Hertogenbosch stelt vast dat X nv in hoger beroep dezelfde gronden aanvoert als in eerste aanleg. Vervolgens oordeelt het hof dat de overwegingen van de rechtbank juist zijn en op goede gronden zijn gegeven. Het hof verklaart het hoger beroep van X nv dan ook ongegrond. X nv gaat in cassatie en stelt daarbij dat art. 6 EVRM en een goede procesorde zijn geschonden omdat haar dga in verband met COVID-19 niet op de zitting aanwezig kon zijn. Verder stelt zij dat haar verzoek om uitstel van de mondelinge behandeling ten onrechte is afgewezen en dat zij door de gebrekkige telefoonverbinding tijdens de zitting haar standpunten niet voldoende naar voren heeft kunnen brengen.
De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie van X nv gegrond en verwijst daarbij naar het arrest van de Hoge Raad in de zaak van Y, de dga van X nv (9 april 2021, nr. 20/02393, V-N 2021/17.20). In die zaak oordeelde de Hoge Raad onder andere dat het hof het uitstelverzoek, dat niet alleen is gebaseerd op de wens om een fysieke zitting te willen, niet afdoende gemotiveerd heeft afgewezen. De Hoge Raad verwijst de zaak naar Hof Arnhem-Leeuwarden. Dit hof is ook het verwijzingshof in de zaak van dga Y.
Wetsartikelen:
Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden 6
Algemene wet bestuursrecht 8:57
Algemene wet bestuursrecht 8:56
Algemene wet bestuursrecht 6:5
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Fiscaal bestuurs(proces)recht
Instantie: Hoge Raad
Editie: 7 juni