Hof Amsterdam oordeelt in hoger beroep dat geen sprake is van willekeur als de inspecteur bij sommige belastingplichtigen besluit dat ook zonder bewijsstukken de uitgaven aannemelijk zijn, terwijl hij bij X wel nader bewijs verlangt.
X claimt aftrek van kosten voor ritten met haar meervoudig gehandicapte dochter in een speciale rolstoelauto. In geschil is de IB-navorderingsaanslag over 2013, waarbij de kostenaftrek deels is gehonoreerd. Volgens Rechtbank Noord-Holland heeft X wegens het overschrijden van de redelijke termijn recht op een immateriële schadevergoeding van € 1000. Daarnaast krijgt zij een proceskostenvergoeding van € 786, waarin € 261 is begrepen voor de bezwaarfase. In hoger beroep stelt X dat door de inspecteur het verbod op willekeur of het gelijkheidsbeginsel is geschonden.
Hof Amsterdam oordeelt dat geen sprake is van willekeur als de inspecteur bij sommige belastingplichtigen besluit dat ook zonder bewijsstukken de uitgaven aannemelijk zijn, terwijl hij bij X wel nader bewijs verlangt. X maakt ook niet aannemelijk dat het gelijkheidsbeginsel daardoor is geschonden of dat het correctiebeleid willekeurig is toegepast (zie Hof Amsterdam 28 mei 2020, 19/01271, V-N 2020/39.18.21). Het principale hoger beroep van de inspecteur is wel gegrond. De rechtbank heeft namelijk ten onrechte een bezwaarkostenvergoeding toegekend, omdat de aanslag na het bezwaar volledig in stand is gebleven (zie HR 20 maart 2015, 14/01332, V-N 2015/16.8).
Wetsartikelen:
Algemene wet bestuursrecht 7:15
Wet inkomstenbelasting 2001 6:17
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Inkomstenbelasting, Fiscaal bestuurs(proces)recht
Instantie: Hof Amsterdam
Editie: 7 juni