X verkrijgt in 2015 een onroerende zaak. Het betreft een voormalige balletzaal van een complex dat in 1483 is gebouwd als klooster. Het complex werd ook jarenlang als zodanig gebruikt. Vanaf 1864 tot 1983 was in het complex de B gevestigd. De voormalige balletzaal was toen in gebruik als gymzaal. In de periode 1983 tot 1993 was er sprake van leegstand. Gedurende de jaren 1993 tot 1995 is het complex verbouwd tot een theater. In de jaren 1995 tot 2014 is het complex in gebruik geweest bij C. Vanaf 2014 stond het complex leeg in afwachting van verkoop. In geschil is of de onroerende zaak van X voor de overdrachtsbelasting als woning moet worden aangemerkt.
Hof 's-Hertogenbosch oordeelt dat de door X verkregen voormalige balletzaal niet als woning is aan te merken. Het hof overweegt daarbij dat het pand oorspronkelijk niet als woning is ontworpen en gebouwd, en dat er ten tijde van de verkrijging geen sprake was van een situatie dat de onroerende zaak naar zijn aard tot woning is bestemd. De rechtbank acht daarbij van belang dat de verbouwing tot woning ten tijde van de verkrijging nog niet was afgerond, en wijst er met name op dat de onroerende zaak, door het ontbreken van de leidingen voor keuken en sanitaire voorzieningen, nog niet alle bouwkundige kenmerken heeft van een woning. De verkrijging is derhalve belast tegen het overdrachtsbelastingtarief van 6%.
Wetsartikelen:
Wet op belastingen van rechtsverkeer 14
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Belastingen van rechtsverkeer
Instantie: Hof 's-Hertogenbosch
Editie: 2 april