Belanghebbende, X, houdt de aandelen in diverse vennootschappen. Deze ondernemingen gaan in 2013 failliet. X wordt daarop aansprakelijk gesteld door de Rabobank voor aan de vennootschappen verstrekte leningen. Verder wordt X ook aansprakelijk gesteld voor een schuld van een van de vennootschappen aan Q nv. In zijn IB-aangifte neemt X een voorziening van € 2,3 mln op in verband met de borgstellingen. De inspecteur accepteert de voorziening niet.
Rechtbank Gelderland oordeelt dat het niet mogelijk is om een voorziening te vormen waarmee kosten tot uitdrukking worden gebracht waarvan vaststaat of zo goed als zeker is dat deze nooit zullen worden betaald. Dit is namelijk in strijd met het realiteitsbeginsel. Vervolgens stelt de rechtbank vast dat X zijn stellingen, dat hij over voldoende verdiencapaciteit beschikt en dat hij een omvangrijk tantième zal ontvangen, niet heeft onderbouwd. Het gelijk is aan de inspecteur.
Wetsartikelen:
Wet inkomstenbelasting 2001 3.92
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Inkomstenbelasting
Instantie: Rechtbank Gelderland
Editie: 5 december