Belanghebbende, X, is als ondernemer werkzaam in de kunst- en cultuursector. Tevens is hij werkzaam als docent. Sinds 1999 richt X zich meer op internationale projecten en houdt hij zich bezig met het digitaliseren van museumcollecties. In 2008 verkoopt X het bedrijfspand van waaruit hij zijn onderneming uitoefent. Met de verkoop behaalt X een boekwinst van ruim € 1,1 mln. In verband met de internationalisering van zijn onderneming wil X een nieuw centrum bouwen in Suriname. In 2011 kiest X er uiteindelijk voor om het centrum in Costa Rica te bouwen. In verband met de bouw van het centrum sluiten X en A SA in 2011 een ‘draft' overeenkomst en maakt X in de jaren 2011-2014 circa $ 200.000 over aan A SA. De inspecteur is van mening dat X de in 2008 gerealiseerde boekwinst niet kan onderbrengen in een HIR.
Rechtbank Noord-Holland oordeelt dat X niet aannemelijk maakt dat hij op 31 december 2008 een voornemen tot herinvesteren had. De rechtbank overweegt hierbij dat X pas tweeënhalf jaar na het opstellen van de eindbalans over 2008 een ‘draft' overeenkomst heeft gesloten met A SA. Verder wijst de rechtbank er op dat X geen definitieve overeenkomst heeft ingebracht. Daarnaast acht de rechtbank van belang dat X nog steeds maar € 190.000 heeft betaald in verband met de gestelde herinvestering. Dit is volgens de rechtbank in het licht van de boekwinst van € 1,1 mln te beperkt. De inspecteur heeft de dotatie aan een HIR dan ook terecht geweigerd.
Lees ook het thema Herinvesteringsreserve: onbelaste boekwinst voor herinvesteren in nieuwe bedrijfsmiddelen
Wetsartikelen:
Wet inkomstenbelasting 2001 3.54
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Inkomstenbelasting
Instantie: Rechtbank Noord-Holland
Editie: 19 mei