Rechtbank Zeeland-West-Brabant oordeelt dat de heffingsambtenaar noch X de door hen verdedigde waarde van de vakantiewoning aannemelijk heeft gemaakt. 

Belanghebbende, X, is eigenaar van een vrijstaande recreatiewoning in de gemeente Veere. De woning is een samenvoeging van twee twee-onder-een-kap woningen en wordt door X telkens voor een periode van vijf jaar verhuurd aan de exploitant van het park. De netto huuropbrengst is € 45.000 per jaar. In geschil is de WOZ-waarde 2014 van de woning.

Rechtbank Zeeland-West-Brabant oordeelt dat de heffingsambtenaar noch X de door hen verdedigde waarde van de vakantiewoning aannemelijk heeft gemaakt. De referentiewoningen die de heffingsambtenaar heeft gebruikt, zijn enkelvoudige woningen terwijl de woning van X een samenvoeging is van twee woningen. De door de gemeente vastgestelde WOZ-waarde van € 695.000 is te hoog. X wijst op de verkoop van een vergelijkbare samengevoegde woning die verkocht is voor € 649.400. De rechtbank overweegt echter dat het huurcontract van deze woning (eveneens voor vijf jaar) niet een zodanige waarde heeft als X meent. De door X bepleite waarde van € 581.000 is dan ook te laag. De rechtbank stelt de WOZ-waarde in goede justitie vast op € 630.000.

[Bron Uitspraak]

Wetsartikelen:

Wet waardering onroerende zaken 17

Informatiesoort: VN Vandaag

Rubriek: Waardering onroerende zaken

Instantie: Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Editie: 19 mei

14

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen