X verkrijgt eind 2010 het recht van erfpacht op een perceel grond met een recreatiewoning. Hij koopt het recht van erfpacht af voor € 59.000. De WOZ-waarde 2012 van de recreatiewoning is vastgesteld op € 114.000. In 2011 betaalt X € 22.500 voor een garage. De WOZ-waarde 2012 van de garage is vastgesteld op € 22.000. In geschil is voor welke waarden de onroerende zaken in de IB-aangifte moeten worden opgenomen. X geeft € 36.000 en € 10.000 aan. De inspecteur corrigeert de aangifte en neemt bedragen van € 70.378, waarbij hij rekening houdt met de erfpacht, en € 22.000 in aanmerking.
Hof 's-Hertogenbosch oordeelt dat de inspecteur terecht een waarde van € 70.378 in aanmerking heeft genomen voor de recreatiewoning. Op de WOZ-waarde van € 114.000 is daarbij een bedrag van € 43.622 in aftrek gebracht, de waarde van de erfpachtcanon. Uit de wetsgeschiedenis blijkt dat de wetgever om uitvoeringstechnische redenen heeft gekozen voor de WOZ-waarde, en dat daar een zekere grofheid in schuilt. Gezien de koopprijs, en de WOZ-waarde 2012, heeft de inspecteur volgens het hof de garage ook terecht voor € 22.000 opgenomen. Dat de garage inmiddels te koop staat voor € 18.000 acht het hof niet van belang. Het gelijk is aan de inspecteur.
Lees ook het thema Vastgoedexploitatie in de inkomstenbelasting.
Wetsartikelen:
Wet inkomstenbelasting 2001 5.20
Wet inkomstenbelasting 2001 5.19
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Inkomstenbelasting
Instantie: Hof 's-Hertogenbosch
Editie: 27 juni