Belanghebbende, X bv, maakt sinds 1 januari 2009 met zes andere vennootschappen deel uit van een f.e. voor de btw. In 2009 en 2010 verlaten vier vennootschappen de f.e. In 2016 wordt X bv aansprakelijk gesteld voor een niet-betaalde btw-naheffingsaanslag van de f.e. over het jaar 2010. X is echter van mening dat de naheffingsaanslag ten onrechte is opgelegd, omdat de f.e. in 2010 is ontbonden, en ten tijde van het opleggen van de aanslag dus niet meer bestond.
Rechtbank Den Haag oordeelt dat X bv terecht aansprakelijk is gesteld voor de btw-naheffingsaanslag van de f.e. Dat de samenstelling van de f.e. in 2010 is gewijzigd, acht de rechtbank niet van belang. De f.e. is daardoor namelijk niet opgehouden te bestaan. Deze wijzigingen leiden er ook niet toe dat de inspecteur geen aanslag over het jaar 2010 meer mag opleggen ten name van de f.e. De rechtbank merkt tenslotte nog op dat de wijzigingen ook niet in de weg staan aan aansprakelijkstelling van X bv, die gedurende het gehele jaar 2010 onderdeel uitmaakte van de f.e. Voor aansprakelijkheid voor door een f.e. verschuldigde btw is namelijk slechts van belang of de f.e. bestond op het tijdstip waarop de btw verschuldigd werd.
Wetsartikelen: