Rechtbank Oost-Brabant deelt de opvatting van de gemeente dat het pand bestaat uit twee WOZ-objecten, namelijk de woning en de praktijkruimte.

Belanghebbende, X bv, is gebruiker van een praktijkruimte in de gemeente Valkenswaard. De praktijkruimte maakt onderdeel uit van een woonwinkelpand dat in eigendom is bij de directeur-grootaandeelhouder van X bv. De woning wordt bewoond door de directeur-grootaandeelhouder.

Rechtbank Oost-Brabant deelt de opvatting van de gemeente dat het pand bestaat uit twee WOZ-objecten, namelijk de woning en de praktijkruimte. De praktijk vormt een gedeelte van een gebouwd eigendom dat, blijkens zijn indeling en wijze van inrichting als orthodontiepraktijk, is bestemd om als een afzonderlijk geheel te worden gebruikt, als bedoeld in art. 16 onderdeel c van de Wet WOZ. De enkele betwisting door X bv, zonder onderbouwing in de vorm van enig bewijs, van de afsluitbaarheid van beide gedeelten is onvoldoende om de objectafbakening van de heffingsambtenaar voor onjuist te houden. Nu de praktijk in gebruik is bij X bv en de woning bij de dga en haar echtgenoot, is het niet mogelijk beide gedeelten als samenstel aan te merken. Het beroep van X bv is ongegrond.

[Bron Uitspraak]

Wetsartikelen:

Wet waardering onroerende zaken 16-c

Informatiesoort: VN Vandaag

Rubriek: Waardering onroerende zaken

Instantie: Rechtbank Oost-Brabant

Editie: 26 februari

15

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen